- Home
- /
- Hr. M. Akkerman
- /
- Baghen en carcanten
Baghen en carcanten
Door Juwelenhistoricus bekend van Tussen Kunst en Kitsch•geschreven op 28 mei 2022• Geen reacties
Inhoudsopgave
:quality(80)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/28947249_10155705584887054_2640219417185643997_o-1-e1653751908612.jpg.jpeg)
Droom voor de juwelenhistoricus
Maria draagt namelijk, afgezien van haar zilveren waaier, maar liefst twaalf juwelen en dat is een ongewoon groot aantal voor Noord-Nederland in het begin van de 17e eeuw. Een dertiende, haar kraagdrager, of 'portefraes' (porter: dragen, fraise: geplooide kraag), wordt door de molensteenkraag aan het gezicht onttrokken, maar moet een geweldig effect gegeven hebben tegen de achterzijde van de witte kraag. Maria had er maar liefst vier: 'Een geslagen silvere', 'Een geborduurde', 'Een gecierde' en 'Een portefraise van argentijn satijn geboort met goude trensen'. Deze informatie danken we aan een inventaris van haar kleding en juwelen, die na haar vroege dood op 16 december 1610 werd opgesteld ten behoeve van haar dochters Theodora en Machtelt. Hierin werden vrijwel alle op het portret gedragen juwelen nauwkeurig beschreven.De beide meisjes waren op dat moment nog maar kleuters en daarom werden de kostbaarheden voorlopig opgeborgen in een 'viercant juweel cofferken becleedt met groen fluweel met uuyttreckende layen', terwijl de kleding gedeeltelijk werd vermaakt of verkocht. De inventaris van Maria van Voorst in het archief van het huis Rosendael in het Gelderse Rijksarchief te Arnhem en haar portret op kasteel Duivenvoorde vormen door een ongelukkige omstandigheid dus een unieke combinatie. Beide zijn een belangrijke bron van informatie en de droom van een juwelenhistoricus. En ondanks eerdere publicaties blijken er nog steeds nieuwe gegevens te kunnen worden toegevoegd, vooral met betrekking tot een aantal in de inventaris voorkomende termen en een onopvallend, maar veelzeggend gebaar van Maria van Voorst zelf.:quality(80)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/29472312_10155705582872054_2473094222578453147_n.jpg.jpeg)
:quality(80)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/vaen001amor01ill229.gif.jpeg)
Haagse hofkringen
Maria van Voorst werd omstreeks 1574 geboren als enig kind uit het tweede huwelijk van Frederik van Voorst van Doorwerth, raad van het Hof van Gelre en rechter te Nijmegen. Hij was als bejaarde weduwnaar in februari 1572 getrouwd met de veel jongere Machteld Sasbout van Spaland, een dochter van de kanselier van Gelre en Zutphen, Mr. Arnold Sasbout, die in 1575 voorzitter werd van de Geheime Raad te Brussel en een jaar later lid van de Raad van State. In 1578 vestigde Sasbout zich in Antwerpen, waar hij het huis 'Int Blauwe Cruys' betrok in de Lange Nieuwstraat. Na de dood van Frederik van Voorst in de loop van 1577 verhuisde zijn weduwe naar haar vader in de Scheldestad, waar ze met haar dochtertje tot het najaar van 1581 bleef wonen. Sasbout legde in augustus van dat jaar zijn functies neer 'wegens ouderdom en lichaamsgebreken' en verhuisde met dochter en kleindochter naar Den Haag, waar hij een kapitaal pand bezat aan het Lange Voorhout. Na de dood van haar grootvader in 1584 en van haar moeder in 1588 bleef Maria in dit huis wonen met haar tante Liedewij Sasbout. Pas in 1604 verkocht ze het pand, dat later onder andere bewoond zou worden door Constantijn Huygens, de secretaris van prins Frederik Hendrik. In 1601 trouwde Maria met Johan van Wassenaer van Duivenvoorde (1577-1645), die spoedig een aantal belangrijke regeringsfuncties zou gaan vervullen. Maria behoorde dus door afkomst én huwelijk tot de hoogste kringen in het Holland van die tijd en haar kleding en juwelen zijn hiermee in overeenstemming.Hoogstaande huwelijksmoraal
Ze verkeerde ook duidelijk in Haagse hofkringen, want de Amsterdamse regentenvrouwen waren gelijktijdig over het algemeen veel soberder gekleed. In Den Haag was de invloed van de internationale mode dankzij het diplomatieke verkeer eerder merkbaar dan in de rest van Holland. Zo heeft Maria haar kapsel over een opvulsel hoog opgestoken naar de laatste Spaanse mode van dat moment. Haar zogenaamde 'diadeemmuts' bestaat uit witte tule, gespannen over een metalen frame, dat door middel van een oorijzet om het hoofd wordt geklemd. De omtrek van dergelijke mutsen bestond meestal uit naaldkant, zoals 'reticella', of 'punto in aria', maar bij Maria is hij op een vrij unieke manier versierd met parels. In haar inventaris vinden we deze versiering terug als 'Een paerle cant van grootachtige paerlen claverblats gewijs van LXXXIX claverblaen. Van deze negenentachtig klaverblaadjes zijn er op het portret overigens maar eenenveertig zichtbaar, de rest diende waarschijnlijk als versiering van een tweede muts. Deze parelversiering moet kostbaar zijn geweest. Parels waren in die tijd buitengewoon zeldzaam en werden in inventarissen vanwege de belangrijkheid en hoge waarde meestal als eerste beschreven. Maria behoorde dus door afkomst en huwelijk tot de hoogste kringen in het Holland van die tijd en haar kleding en juwelen zijn hiermee in overeenstemming.:quality(40)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/Schermafbeelding-2022-05-28-om-17.49.37-e1653753078985.png.png)
:quality(80)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/29571441_10155705582797054_4283957332939807044_n.jpg.jpeg)
Bague als verzamelnaam
De twaalf parelsnoeren worden op borsthoogte bij elkaar gehouden door een rood gestrikt lintje en hieraan hangt een juweel in de vorm van een menselijke figuur in een nis, bezet met edelstenen en parels. In de inventaris vinden we het terug als 'Een bague met een figuyrtgen in't midde hebbende een croon over 't hooft'. In 1625 werd ditzelfde juweel beschreven als 'De bagge met de Pallas', waardoor het figuurtje kan worden geïdentificeerd als Pallas Athena en de kroon een helm blijkt te zijn. In de Renaissance kende men aan Athena overwegend positieve symbolische functies toe. Soms werd ze gezien als het heidense tegenbeeld van de Maagd Maria en dikwijls symboliseerde ze de wijsheid of kuisheid en verdreef ze zonden en ondeugden. De bekendste ontwerper van dit soort juwelen, Hans Collaert (ca. 1530-1580), was het grootste deel van zijn leven in Antwerpen werkzaam. Zijn belangrijkste voorbeeldenboek, de 'Monilium bullarum in aurumque icones' werd er in 1581 uitgegeven, toen Maria er met haar moeder woonde.:quality(40)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/Schermafbeelding-2022-05-28-om-17.59.35-e1653753672523.png.png)
:quality(80)/blog.zilver.nl/wp-content/uploads/2022/05/29512889_10155705582802054_3494699743570253791_n.jpg.jpeg)