De eerste confrontatie met tabak had Columbus, die in 1492 westwaarts zeilde en dacht een nieuwe route naar China en Japan te hebben ontdekt, maar in Cuba belandde. Hij ontmoette hier inboorlingen die opgerolde bladeren rookten. De Europeese kennismaking met tabak was een feit! De in de zestiende eeuw naar Europa geïmporteerde tabak werd voornamelijk voor medische doeleinden gebruikt. Het roken van tabak werd hier geïntroduceerd door zeelui die deze gewoonte overnamen in havenplaatsen in Zuid-Europa, Turkije en het oosten. Met de opkomst van het tabaksgebruik ontwikkelde zich in Nederland, naast de import van tabak, vanaf 1600 ook de teelt van de tabaksplant. Om u een idee te geven, rond 1680 waren er ruim 200 tabakstelers rondom Amersfoort. De tabaksplanten deden het goed op de zanderige grond.
Het roken van een pijpje en het nemen van een snuifje zette de Nederlandse zilversmeden aan tot het maken van vele zilveren rokersattributen.
Bloeiende handel in kleipijpen
Inhoudsopgave
Vanaf de zeventiende eeuw ontstond er in Nederland een bloeiende handel in het maken van kleipijpen om de tabak in te roken. Amsterdam en Gouda werden de bekendste productiesteden van deze kleipijpen. Na de ontdekking van het procédé om porselein te maken, werden ook van dit materiaal pijpen vervaardigd. De lengte van de pijp kon variëren van enkele decimeters tot meer dan een meter. Voor 1870 zijn de meeste porseleinen pijpenkoppen met de hand beschilderd, daarna werden er vaak druktechnieken toegepast. Om pijpenkoppen te maken werden ook andere materialen gebruikt. Aan het eind van de achttiende eeuw werd in Wenen meerschuim gebruikt voor dit doel. Dit is een fijne fossiele kalk, die kort na delving vrij zacht is en die men daardoor prachtig kon bewerken. Dit leverde de meest fijne snijwerk versieringen op. Omstreeks 1860 kwam er een nieuw en zeer geschikt materiaal bij, bruyére, het wortelhout van een grote heidestruik en kreeg de pijp haar huidige model en formaat. Om dit mooie pijpje te kunnen roken had men verschillende gebruiksvoorwerpen nodig.
In de 17e eeuw rookte bijna iedereen
In de zeventiende eeuw rookte bijna iedereen in Holland. Op vele schilderijen uit die tijd vind je afbeeldingen van ofwel zilveren rokersattributen of rokende mensen. Niet alleen de burgers maar ook gegoede burgers en adelen rookten hun pijpje. Er werd overal en altijd gerookt in huizen, winkels, herbergen en op schuiten. In kroegen werden gestopte pijpjes verkocht. De weerstand tegen het roken is trouwens niet alleen van onze tijd, Prins Maurits verbood zijn soldaten het roken en Piet Hein voerde een rookverbod voor zijn zeelui in. Maar de staat ontdekte een nieuwe bron van inkomsten: belasting op de invoer en handel in tabak en later accijns op de tabaksverkoop.
Tabak bewaren in een zilveren doos
Om de tabak voor eigen gebruik goed te kunnen bewaren en in de zak mee te kunnen nemen, maakte men vanaf ongeveer 1630 zilveren tabaksdozen. Deze tabaksdozen waren ovaal of eivormig, men had in die tijd nog geen zakken in de kledij, maar in de loop van de tijd paste men de grote aan naar het formaat zakken in de kleding, welke mode was. De tabaksdozen werden gemaakt van zilver, koper, schildpad, ivoor, leer, schelp en geperst hoorn. Op deze dozen werden vaak religieuze of historische gebeurtenissen afgebeeld. De achttiende eeuwse tabaksdoos was langwerpig met ronde hoeken, pas aan het eind van de achttiende eeuw wordt de tabaksdoos groter en lijkt ze vierkant. Zilveren tabaksdozen werden in de 17e en 18e eeuw in alle grote steden van Nederland gemaakt. Deze zilveren tabaksdozen waren allemaal voorzien van een scharnierende deksel omdat de doos met één hand vastgehouden moest worden om met de andere hand de tabak te kunnen ‘plukken’. Met een mooie zilveren tabaksdoos kon je duidelijk laten zien dat je maatschappelijk geslaagd was. Zilversmeden kregen dan ook opdrachten van schippers, rijke herenboeren en kooplui die afbeeldingen op de dozen lieten graveren die hun beroep uitbeelden, hun schip of erf. Zilveren tabaksdozen zijn geliefde verzamelobjecten, niet verwonderlijk want ze zijn er in vele vormen en maten, uit drie eeuwen, soms gecombineerd met andere materialen en vaak zo fraai gegraveerd.
Een tabakspot om de tabaksvoorraad thuis in te bewaren
Deze tabakspot stond meestal op een vaste plaats in huis en was bedoeld om er een voorraadje tabak in op te bergen en er de tabaksdoos uit te vullen. Ook deze tabakspotten zijn in velerlei materialen en stijlen gemaakt. De zilveren tabakspotten waren vaak echte pronkstukken waar de zilversmid zijn vakmanschap in kon laten zien. Deze tabakspotten zijn meestal voorzien van een binnendeksel die op de tabak rustte.
Een geweldig en veelzijdig verzamelgebied, de kleine zilveren rokersattributen
Het roken van een pijp was niet mogelijk zonder pijpenwroeter om de pijpenkop schoon te maken. Naast de pijpenwroeter of pijpenpeuter werden er door de zilversmeden vele andere kleine rokersattributen gemaakt zoals:
- zilveren pijpenstoppers
- zilveren knipkokers
- zilveren rokersgarnituren
Waren deze zilveren rokersattributen vroeger statussymbolen tegenwoordig zijn ze stuk voor stuk hele leuke verzamelobjecten omdat er zoveel variatie in is. Ook vertellen deze mooie kleine accessoires ons verhalen over toen. Zo door de ruim 27 jaar heen hebben we heel veel klein zilver rookgerei gezien en mogen bekijken, interessante stukjes zilver.
Het zilveren pijpkomfoort
Tot het derde kwart van de negentiende eeuw werd de pijp aangestoken aan de kooltjes die in het pijpkomfoor lagen. Een pijpkomfoor had altijd een koperen binnenbak waarin de kooltjes lagen. Dit komfoor was belangrijk bij het roken omdat de kleine pijpjes vaak opnieuw gestopt en aangestoken moesten worden. Men beschikte nog niet over andere voorwerpen waarmee men gemakkelijk vuur kon maken. Meestal zijn de binnen- en de buitenbak door middel van een schroef op een houten onderplankje bevestigd om het meubilair te beschermen tegen de enorme hitte. Zilveren tabakspotten met een bijpassend zilveren pijpfomfoort werden door zilversmeden in vele stijlen en uitvoeringen gemaakt. Door de ontwikkeling van de lucifer verdween deze gewoonte en maakte de asbak zijn entree.
Het tabaksnuiven
Snuifdozen zijn pas in het laatste kwart van de zeventiende eeuw in ons land gemaakt toen het gebruik van snuiftabak vanuit Spanje langzaam naar ons overwaaide. In het midden van de achttiende eeuw raakte het pijproken nog wat verder op de achtergrond door het inmiddels aan het Franse hof geïntroduceerde tabaksnuiven. Men vond het snuiven van tabak een elegante gewoonte, die al snel de omvang had van het tegenwoordige sigarettenverbruik. De snuiftabak werd gearomatiseerd door de tabak met geurige ingredienten te mengen. Het mengsel werd vervolgens gehakt en tot poeder verpulvert. Al snel snoven zowel man, vrouw als kind. De zaksnuifdoos lijkt op de tabaksdoos maar dan in een kleiner formaat. Het tabakssnuiven was zo ’trendy’ en hip dat er de mooiste snuifdozen werden gemaakt van zilver en goud ingelegd met emaille en edelstenen, dozen met handbeschilderde portretten en vele bijzondere dozen van schildpad en parelmoer. Bij het snuiven van tabak nam men tussen duim en wijsvinger een beetje snuiftabak om het naar de neus te brengen.
Pijproken, tabakssnuiven en sigaren en sigaretten in de 19e en 20ste eeuw
Rond 1850 ontwikkelt de sigarenproductie in Nederland zich op grote schaal. Begin 1900 wordt deze industrie één van de belangrijkste industrieën van ons land en vormt de sigaar een belangrijk exportproduct. De welgestelde burgers rookten hun sigaren in herenkamers ingericht met speciaal meubilair. Hierdoor ontstond de vraag naar sigarenkokers die natuurlijk in grote verscheidenheid werden gemaakt. De doorbraak van de sigaret rond 1870 was in wezen de afsluiting van een tijdperk want er waren geen rokersattributen meer nodig. In de Art Deco periode werden er nog wel chique sigarettendoosje en pijpjes gemaakt. Daarna verdwijnen de zilveren attributen waarmee de mensen hun rookgewoonten omringden.
Zilveren rokersattributen komen niet meer terug in de collectie van de zilversmid
Na de uitkomst van medisch onderzoek omtrent de desastreuze werking van het roken op onze gezondheid, is het ook een artikel wat nooit meer een rentree zal maken.
Bronnen:
Het Nederlands Klein zilver en schepwerkboek
Lees ook:
Het ambacht, zilversmeden een vak apart
Interview Hr.Wttewaal van het Nederlands klein zilver boek
Beste heer/mevrouw,
Kan een tabaksdoos van zilver zijn zonder een zwaardje?
Het doosje heeft wel andere (keur)merkjen t.w.:
S*H (sterretje ipv dikke stip)
en op twee plekken (onderkant en smalle voorzijde deksel) een L met mooie krul maar zonder punt.
Het deksel heeft een gravure met tekstregel “De Groenten Markt in 1750”.
Met vriendelijke groet,
Natasja Peper
Excuus H*S ipv wat ik hierboven schreef.
Goedemiddag Mvr. N. Peper,
Bedankt voor uw e-mail.
Op een tabaksdoos zit meestal geen zwaardje meestal zijn ze gekeurd met het groot zilverkeur. Dan staan er 4 zilverkeuren in: een leeuw, een minervakopje, een jaarletter en een meesterteken. Als de tabaksdoos ouder is dan 1814 dan staan er andere merken in, veelal gildekeuren.
U kunt mij altijd een foto sturen dan kan ik er misschien meer over vertellen.
Vriendelijke groeten,
Ursula
https://zilver.nl