Vraagt u zich ook wel eens af, hoe een voorwerp van zilver is gemaakt ?
Inhoudsopgave
In dit artikel probeer ik een klein tipje van de sluier op te lichten.
De zilversmid kocht staven zilver bij de mijnen of goot ze zelf uit gesmolten voorwerpen. De zilversmeden van Carrs doen dit nog steeds! Hij moest daarna uit de grote en kleinere baren voorwerpen van uiteenlopende dikte en zwaarte smeden. De meeste voorwerpen werden uit vlakke plaat gevormd. Om platen te maken beschikte de zilversmid aanvankelijk slechts over hamer en aanbeeld.
In 1697 werd een pletmolen uitgevonden.
In 1697 werd in Engeland de pletmolen uitgevonden en werden de zilversmeden van dit tijdrovende werkje verlost. Goud en zilver konden nu tot zeer dunne platen worden geplet. Gedurende het walsen en hameren werd het metaal regelmatig uitgegloeid. Dit uitgloeien is nodig omdat anders tengevolge van het hameren de molecuul structuur van het zilver zou veranderen. Het metaal wordt dan bros. Het gloeien brengt het metaal telkens in zijn oorspronkelijke toestand terug en bewaart zo de grote rekbaarheid.
Dan begint het hameren om het voorwerp in vorm te krijgen
De ruwe vorm van het voorwerp ontstond onder de hamer. De kracht van de hamerslag, de plaats waar deze moest neerkomen, het aanvoelen van dik en dun, het aanbrengen van de juiste welvingen en het enorme geduld dat hierbij nodig was, dit alles werd slechts door langdurige ervaring geleerd. Het aambeeld bestond uit een houten bol, met een verwisselbare ijzeren “tas”. Ook werden verschillende hamers gebruikt; bolle en vlakke, brede en smalle, lichte en zware. Voor elk te hameren voorwerp of onderdeel daarvan werd de meest geschikte tas en hamer gekozen. Behalve ijzeren hamers en tassen gebruikten de zilversmeden voor bepaalde werkjes ook hout of hoorn, soms met vilt of leer bekleed. Bij alle gedreven stukken kan men de sporen van de hamer terugvinden, vooral aan de achter- of binnenzijde.
Later ging men het zilver forceren, ook een hele kunst
Latere producten werden niet met de hamer gevormd, maar geforceerd. Machinaal werd de zilverplaat door het forceerstaal rond een vorm gedrukt. Voorwerpen die zo werden vervaardigd zijn volkomen glad of vertonen ringvormige indrukken als gevolg van de draaiende beweging bij het forceren. Het is indrukwekkend om te zien hoe moeilijk en zwaar het forceren is. Een soepele plaat zilver wordt tussen de machine geplaatst en de zilversmid maakt er met behulp van een mal een stevig zilveren item van.
Zilver bestek werd gevormd met mallen en stempels
Zilveren tafelcouverts werden niet uit plaat gehamerd, maar uit smalle staven, zogenaamde “baguettes”, die men met de smeedhamer de gewenste, gevarieerde dikte gaf. Door de perfecte balans, tussen de steel en de prachtige spiegel van de bak liggen deze couverts goed in de hand. Door de Nederlandse voorkeur voor glad zilver bleef het tafelzilver gewoonlijk zonder ornamenten. Dit vereiste de hoogste kwaliteit vakwerk, want op een glad oppervlakte kan men geen foutjes wegwerken en moet het oppervlakte mooi strak zijn.
Het drijven van zilver
Had de zilversmid een vlakke plaat tot een gewelfd voorwerp gehamerd, dan werd het in de uiteindelijke vorm geklopt. Dit kloppen van de fijnere vormen en reliefs werd “drijven” genoemd. Het drijven maakte een zachte ondergrond van lood of pek noodzakelijk. Met de schrooipons werd het uit te drijven relief met dunne lijntjes op de goede zijde uitgezet. Het werkstuk was hierbij op de pekkogel vastgesmolten. Werden de ingeschrooide lijnen aan de verkeerde zijde goed zichtbaar, dan draaide men het voorwerp om en werd het relief nauwkeurig met hamertjes en ponsen uitgedreven. Ten slotte werden de omtrekken aan de goede zijde nabewerkt.
Om het drijven te vereenvoudigen, kwam men er al gauw toe bepaalde figuren en ornamenten met stempels in te slaan. Er was veel vakmanschap en kunstvaardigheid nodig om te weten hoe ver men met het drijfwerk kon gaan zonder dat het werkstuk scheurde of vervormde. Het drijfwerk heeft nergens en nooit een grotere perfectie en verfijning bereikt dan in het Nederland van de gouden eeuw.
Het gieten van zilver
Ook een, in alle eeuwen gebruikte techniek is het gieten. Er konden verschillende redenen zijn, om de gietvorm te verkiezen boven de drijfhamer. Een van die redenen was dat men van hetzelfde voorwerp of onderdeel vaak meer exemplaren moest maken. Bovendien waren eventuele fouten in de gietvorm eenvoudig te herstellen, terwijl fouten in drijfwerk onherroepelijk waren. Voor veel voorkomende onderdelen zoals handvaten, voeten, tuiten en deksel knoppen, werden vormen van steen, hout of tin gemaakt. Deze konden telkens weer in het vormzand worden gedrukt. In de zo ontstane holte werd zilver gegoten. Van de zilversmid Wenzel Jamnitzer(Neurenberg) is bekend, dat hij om de natuurgetrouwheid zo dicht mogelijk te benaderen, bladeren en beestjes niet nabootste, maar van het lichaam zelf een afgietsel maakte. Het gietwerk werd in Nederland nooit zo gewaardeerd, terwijl het in het buitenland in hoog aanzien stond.
Het solderen van zilver
Afzonderlijk gegoten en gedreven delen zoals tuiten, scharnieren, pootjes en sierranden werden meestal door solderen aan elkaar verbonden. Men gebruikte een legering van zilver, koper en zink, dat op een houtskoolvuur werd gesmolten. Het op kleur brengen van soldeer was een vervelend karwei en de meester liet dit dan ook vaak over aan zijn leerling. Waarschijnlijk is dat de oorzaak dat vaak bij prachtig bewerkte stukken de soldeernaden zo’n lelijke en slordige indruk maakten. Vele kerkbekers hebben aan de onderzijde dikke soldeerdruppels. Bij 18e eeuws zilveren miniaturen is de dikke soldeer voor ons vaak een bewijs dat ze echt uit de tijd zijn.Blijkbaar vond men dit vroeger geen bezwaar.
Tere, opengewerkte ornamentjes, onderdelen uit zilverdraad en dergelijke zouden de hitte van het solderen niet hebben kunnen verdragen. In die gevallen werd wel geschroefd of geklonken. Ook de benen of ivoren heften aan visscheppen en dienlepels werden altijd vastgeklonken.
In holle onderdelen zoals handvaten, knoppen en dergelijke komt gewoonlijk een klein gaatje voor. Deze gaatjes dienden om bij het solderen de verhitte lucht te laten ontsnappen. Randen, rozetten en sierstroken werden meestal afzonderlijk gemaakt en daarna op het werkstuk gesoldeerd of geklonken.
Ciseleren
De fijne, kunstzinnige afwerking kreeg het voorwerp door het ciseleren. Met vijl en beitels werden aan de goede zijde van het werkstuk alle giet- en soldeernaden, randen en oneffenheden nauwkeurig dicht gewreven en bijgewerkt.
Het ajourwerk ( open gezaagde vlakken maken ter versiering van het werkstuk), kwam heel langzaam op gang in de 18e eeuw. Eerst op komforen, maar al vlug verschenen de eerste opengewerkte broodmanden. Nadat de pletmolen in 1730 enorm was verbeterd en men makkelijk kon zagen uit de dunnere platen zilver, begon de triomf van de zilveren brood- en bonbonmand.
Tenslotte kreeg het zilveren werkstuk een zuurbad om de gele gloed van het koper kwijt te raken. Door het uit te koken in een oplossing van verdund zwavelzuur werden de koperdeeltjes aan het oppervlakte van de legering opgelost. Wat overbleef was een uiterst dun “huidje” van onvermengd, dus zuiver zilver. Het oppervlak wat na dit witkoken overbleef vertoonde een groot aantal kleine putjes waaruit de opgeloste koperdeeltjes verdwenen waren. Bij het bruineren werden, met behulp van het bruineerstaal, al die kleine putjes door drukken en wrijven dichtgedrukt en ontstond er een volkomen glad oppervlak dat heel lang zijn prachtige glans behield.
De ambachtelijke Nederlandse zilversmid
Ondanks alle nieuwe machinale technieken hebben de Nederlandse zilversmeden zich nooit laten verleiden tot minder degelijk werk. Men gebruikte het forceren en het stampen om het zich gemakkelijk te maken, maar altijd werkte men het zilverwerk naderhand keurig af. Het belangrijkste: nooit ging men er bijvoorbeeld bij kandelaars toe over, het metaal zo dun te maken als zilverpapier, wat dan de opvulling met hars of gips noodzakelijk maakte. Niet alle stijlen mogen de afgelopen eeuwen vernieuwend zijn geweest, maar de meest karakteristieke eigenschappen van de Nederlandse zilversmid: de liefde voor het materiaal en zijn trots op een goed gemaakt stuk werk bleven behouden.
P.S. wat mij altijd is bijgebleven, is de documentaire , op een zilvertentoonstelling in het museum te Antwerpen, waarin men een kerkbeker uit de 17e eeuw probeerde na te maken. Men moest gedeelten van het proces overslaan omdat het vakmanschap en daarmee ook de kennis om deze bekers op de oude manier te maken, verloren zijn gegaan.
Lees ook;
Zilver bestek, een prachtig bezit voor generaties.
Zilveren kandelaars gemaakt met een mal
Bekijk ook;
Het prachtige zilverwerk van de zilversmeden van Carrs