Van alle edelstenen zijn diamanten misschien wel de meest koninklijke. Niets schittert tenslotte zo prachtig in het kaarslicht dat eeuwenlang banketten en feesten begeleidde. Martijn Akkerman over diamanten met een naam, de verschillende slijpsels en hoe het eigenlijk hoort.
De Franse koning Lodewijk XIV verscheen ooit op een feest in een kostuum dat van 20.000 diamanten was voorzien. Hij had zelfs een eigen diamantair in dienst, Jean Baptiste Tavernier, die speciaal voor hem drie keer een reis naar Azië ondernam om diamanten en andere edelstenen te kopen. In die tijd werden diamanten uitsluitend gevonden op Borneo en in het Indiase
Golconda, ze waren schaars en buitengewoon kostbaar. Lodewijks voorgangster Maria de Medici wist er ook raad mee. Zij is bekend geworden als een van de meest prachtlievende vorstinnen in de
Europese geschiedenis, Frankrijk ging door haar exorbitante uitgaven zelfs bijna failliet. In 1606 droeg zij een jurk die bezaaid was met 3000 diamanten met een waarde die nu gelijk zou staan aan ongeveer 18 miljoen euro. Ze droeg hem overigens slechts één keer, maar de diamanten zullen daarna wel voor iets anders zijn gebruikt.
[su_row][su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column] [su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column][/su_row]
Enorme Schittering
Inhoudsopgave
Diamanten hebben de mensheid door alle eeuwen heen vergezeld en gefascineerd, en ze speelden dikwijls een belangrijke rol in maatschappelijk en sociaal opzicht. Van oorsprong waren ze vooral in het bezit van vorstenhuizen en de hen omringende adel, die er naast uiterlijke pracht en praal hun status mee konden benadrukken. Toen in 1613 de Engelse prinses Elizabeth in het huwelijk trad met de Keurvorst van de Palts werd het bruidspaar als volgt beschreven:
‘Op zijn hooft hadde hij eenen witte hoet ende witten vederdos en eene hoetbant vol schoone groote diamanten. De bruyt met soo kostelijck Gesteente ende Peerlen om den hals, op de Borst en slincker. Oore dat het groot wonder was om te zien, op haer hangende hayr hadde zij een kroone, daer men veel meer Peerlen ende Diamanten aen sach dan goudt…’
Ook het Huis Oranje-Nassau kon beschikken over een enorme hoeveelheid diamanten. Na een feest dat aan het eind van de 18de eeuw in de Trêveszaal aan het Binnenhof tot diep in de nacht had geduurd, schreef prinses Wilhelmina van Pruisen aan haar jongste zoon prins Frederik in Brunswijk: ‘Stel je eens voor lieve jongen, hoe je vader en ik om vier uur ’s nachts over het Scheveningse strand wandelden. Onze haren in de war, ik gekleed in hoepelrok en overdekt met al mijn diamanten…’
In 1784 lieten de prins en prinses notarieel vastleggen dat bepaalde diamanten altijd in de familie moesten blijven en deze stenen worden dan ook nog altijd gedragen in diverse Oranje-juwelen. Het ging om in totaal 625 briljant geslepen en 25 roosgeslepen diamanten, waaronder de druppelvormige steen van ongeveer 40 karaat die ooit door koningin Mary was aangekocht voor 90.000 gulden.
[su_row][su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column] [su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column][/su_row]
Over hoeveel diamanten gelijktijdig gedragen mochten en mogen worden, is in de loop van de eeuwen heel verschillend gedacht
Hij werd beschreven als ‘Een extra groote Pandelotte zijnde een Roos’, ruim een eeuw later werd deze steen door koningin Wilhelmina — naar Mary — Stuart’ genoemd. Een andere koninklijke diamant met een naam, waarschijnlijk de beroemdste ter wereld, is de Cullinan. Toen hij in 1905 werd gevonden in Zuid-Afrika woog hij 3,106 karaat (een karaat is 0,2 gram), tot op de dag van vandaag de zwaarste diamant ooit. De steen werd genoemd naar de eigenaar van de mijn, Thomas Cullinan, en cadeau gedaan aan koning Edward VII. Diamantair Asscher in Amsterdam kloof en sleep de diamant, met als resultaat negen grote geslepen stenen (genummerd van I tot en met IX) en 96 briljanten. Tijdens dit proces ging wel zo’n 65% van de diamant verloren. De negen Cullinan-stenen werden verwerkt in verschillende juwelen van de Britse koninklijke familie waarvan sommige regelmatig worden gedragen door koningin Elizabeth.
Kroonluchters en calvinisme
Oorspronkelijk werd diamant verwerkt in de originele kristalvorm, de octaëder, een dubbele piramide, die soms doormidden werd gekloofd. De volgende stap dat men de punt ging verwijderen met als resultaat de zogenaamde tafelsteen, veelgebruikt in de tijd van Amalia van Solms. Het daaropvolgende roosslijpsel is lang in de mode gebleven, maar had als nadeel dat de schittering niet volmaakt was, omdat de steen van onder plat en het licht niet altijd even goed weerkaatste. Het briljantslijpsel bracht daar tegen het eind van de 17de eeuw langzamerhand verandering in.
Toch bleef ook een onregelmatig geslepen briljant vaak nog in gebreke. Toen in 1851 de Koh-i-Noor door koningin Victoria werd uitgeleend voor de grote Wereldtentoonstelling in Londen vond men dat hij zijn naam ‘Berg-van-Licht’ weinig eer aan deed. De steen werd dan ook herslepen, verminderde van 186 karaat tot 109 karaat, maar vertoont nu een enorme schittering.
[su_row][su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column] [su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column][/su_row]
Diamantmijnen
Vanaf ongeveer 1720 werden diamanten ook gevonden in Brazilië en vanaf de jaren zestig van de 19de eeuw in Zuid Afrika, waardoor een enorme toevloed van stenen naar Europa op gang kwam. Gelijktijdig zorgde de steeds betere kwaliteit van de kaars ervoor dat de vraag naar diamantjuwelen toenam, omdat avondfeesten steeds langer konden duren. Over hoeveel diamanten dan gelijktijdig gedragen mochten en mogen worden is in de loop van de eeuwen heel verschillend gedacht. Toen in 1840 koning Willem II werd ingehuldigd schreef de latere koningin Sophie in haar dagboek: ‘Mijn schoonmoeder (Anna Paulowna, red,) was letterlijk bedekt met diamanten. De grote stenen, kwistig en smakeloos aangebracht, deden aan hangers van kroonluchters denken. Overdaad is zo onaantrekkelijk wanneer het niet gepaard gaat met goede smaakt! Ze had erg weinig haar en uit angst voor de kou in de Nieuwe Kerk waar de ceremonie zich afspeelde, droeg zij op haar hoofd een pruik, bezaaid met diamanten.’
[su_row][su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column] [su_column size=”1/2″ center=”no” class=“”]
[/su_column][/su_row]
Less is more
Ook in de vorige eeuw wist men soms geen maat te houden, De Engelse lady Granard droeg omstreeks t930 eens zoveel juwelen gelijktijdig, dat een opmerkte: ‘Ze kan nauwelijks lopen!’ Lady Mendl daatentegen, die bekendheid genoot als de Elsie de Wolfe, zei eens: ‘Voor ik naar een feest ga doe ik eerst altijd nog een juweel áf.’ Met andere woorden: Less is more.
In 1939 schreef Amy Groskamp- ten Have in haar boek Hoe hoort het eigenlijk?: ‘Met juwelen dient men soberheid te betrachten, de goede vormen eisen het.’ En nog in 1938 volgde Constance Witbaut met de opmerking; ‘Wie juwelen bezit dient het verlangen ermee te pronken ten allen tijde weten te beheersen.’ Beide uitspraken waren het gevolg van onze van calvinisme doortrokken volksaard, waarin voor luxe op het lichaam weinig plaats was. Maar inmiddels is een balans gevonden en kunnen we dankzij koningin Maxima, haar familieleden en collegae op gepaste wijze genieten van historische en moderne diamanten.
Lees ook van Martijn Akkerman, juwelenhistoricus: